Ik was op zaterdag 22 maart 2014 één van de duizenden demonstraten tegen discriminatie en racisme in Nederland. Het was voor mij ook een soort reünie. Ik kwam zo veel vrienden en kennissen tegen dat ik dacht: ik had dit ook zelf kunnen organiseren. Culturele diversiteit is niet meer uit de Nederlandse samenleving weg te denken.Tussen zoveel mensen kwam ik ook mijn dorpsgenoten tegen. Onze kinderen hebben op dezelfde crèche en school gezeten. We hebben regelmatig gecarpooled met schoolactiviteiten. We hebben als werkende ouders op elkaars kinderen gepast en veel meer. Het was ook een enorme verrassing om elkaar tussen al die mensen in die grote massa tegen te komen. We hebben elkaar in armen gesprongen. Dit omdat we elkaar heel lang niet gezien en gesproken hadden, maar ook omdat we zo overrompeld waren. Tegelijkertijd heerste er ook stilte tussen ons. We hadden elkaar niets te zeggen. Het voelde behoorlijk ongemakkelijk en dat was voor mij nieuw. Ik heb ze toen uit het oog verloren. Ik kwam nog meer bekenden tegen en de massa vervoerde mij alle kanten op. Sinds deze ontmoeting zitten mijn gevoelens, gedachtes en emoties in een achtbaan.
Categorieën
De aanwezigheid van mijn dorpsgenoten deden mij beseffen dat er velen zijn, met wie ik wel regelmatig contact heb, die er niet waren. Sommigen bleken niet eens hiervan op de hoogte te zijn. De aanwezigheid van mijn dorpsgenoten deed mij ook beseffen dat we in al die jaren nooit over dit onderwerp met elkaar hadden gesproken. Het was al die jaren mijn strijd. Ik heb me in mijn strijd vaak eenzaam gevoeld. Daarom voelde ik jegens hen ook boosheid. Waarom waren ze opeens wel aanwezig? Waar waren ze al die jaren? Waren ze er voor het eigenbelang? En welk belang was het? Of waren ze er voor mij en mijn belang? Ik zag hen als vertegenwoordigers van al die mensen door wie ik me uitgesloten heb gevoeld. Mensen die je nooit serieus hebben genomen. Mensen die geen enkele moeite hebben gedaan om je daadwerkelijk te begrijpen en met je meevoelen. Mensen die nooit zich verantwoordelijk hebben gevoeld om maar kritisch te reflecteren naar zichzelf en naar een ander.
Ik was opeens ook onbeschrijfelijk boos op mezelf. Waarom heb ik hen nooit deelgenoot gemaakt van mijn dagelijkse ervaringen met discriminatie en uitsluiting, op het werk, in de supermarkt enz.? Waarom dacht ik dat dit mijn strijd was en niet die van hen? Waarom heb ik ze hierin uitgesloten? Waarom denk ik hier nu pas aan? De Nederlandse omgang met migranten is gebaseerd op categoraal denken: het denken in culturele categorieën die tegenover elkaar staan. Categorieën zijn nodig om de wereld inzichtelijk te maken, maar wanneer deze categorieën veranderen in dichotomieën, werken ze zeer beperkend. Denk ik ook in categorieën en heb ik ze daarom niet als individuen gezien, maar als “het-wij”?
Wellicht zitten mijn dorpsgenoten net als ik ook met hun gevoelens, gedachtes en emoties in een achtbaan. Wat spijtig dat we dit van elkaar (nog) niet weten.
Waakzaamheid
Mijn leven staat in het teken van verbinden. Ik voel dat ik nu meer dan ooit me bewust moet zijn van verbondenheid en het bewaken ervan. Ik wil niet een keuze moeten maken tussen “het wij” of “het zij”. Mijn naam betekent houden van de wereld en ik hou ook van Nederland. Ik hou ook van mijn dorpsgenoten aan wie ik ooit mijn kind heb toevertrouwd. Ik ga ze opzoeken en ik ga ze deelgenoot maken van mijn gevoelens, gedachtes en emoties. Ik wil met hen verbonden blijven. We hebben elkaar nu meer dan ooit nodig om eenheid, liefde en saamhorigheid te bewaken, voor onszelf, voor onze kinderen en voor de toekomst. Dit vergt niet alleen bewust leven, verantwoordelijkheid nemen, maar vooral elkaars handen vastpakken en niet los laten.
Mitch Albom: No life is a waste,” the Blue Man said “. The only time we waste is the time we spend thinking we’re alone.