Toen ik op 14 jarige leeftijd, net vóór de Iraanse revolutie (1978), naar Cambridge ging om te studeren, was ik gefascineerd door de Engelse supermarkten. Mijn broer studeerde daar al jaren en als we samen naar een supermarkt gingen voelde het voor mij als een bezoekje aan een pretpark. Ik liep vol verwondering door de kleurrijke en vrolijke supermarkt heen, waarin ik me gelukkig kon voelen.
Mijn nieuwe leven lag ver van Teheran, waar ik geboren ben. Een stad met zijn overvolle en stoffige buurtwinkels waar we eigenlijk alle soorten Amerikaanse en/of Westerse producten konden kopen, zoals Nesquik, Nutella, Coca-Cola of Corn Flakes.
Nederland
Toen ik als negentienjarige naar Nederland kwam het heerste bij mij hetzelfde gevoel als in Cambridge. Het kwam nooit bij me op dat er dingen zouden zijn waar ik van hield die ik niet meer zou kunnen hebben. Ik dacht dat ik ook in Nederland van alles kon vinden. Ik proefde met nieuwsgierigheid en gretigheid alles wat voor mij nieuw was; variërend van karnemelk, haring tot en met drop. Eindeloos hongerig naar wat Nederland te bieden had. Ik kon zelfs mijn smaakpapillen voelen verschuiven.
Het verlangen
Hoe meer ik me in Nederland thuis voelde hoe meer ik ging verlangen naar ajil (gemengde noten en gedroogd fruit) of de lavashak (fruitleer). Mijn hunkering naar ontbijtgranen maakte plaats voor naan-e Sangak (verse brood) met de zoete thee. Het brood waarmee ik was opgegroeid, droeg herinneringen aan thuis met zich mee. Versgebakken sangak dat me deed denken aan één van de laatste keren dat we als gezin samen doorbrachten.
Iraanse kruidenierswinkel in Amsterdam
Het duurde acht jaar vanaf de tijd dat ik naar Nederland kwam tot mijn eerste bezoek aan een echte Iraanse kruidenierswinkel in Amsterdam. Ik wist niet zeker welke taal ik in deze vertrouwde maar vreemde ruimte moest spreken. Ik volgde het voorbeeld van andere bezoekers en sprak Farsi met de verkoper, terwijl ik met een brok in mijn keel van alles bestelde. Tussen de gangpaden vond ik gas (nougat met rozen en pistache), pashmak (suikerspin met saffraan) en ghare ghoroot (gedehydrateerde yoghurt), die ik gretig in mijn karretje gooide. Ik probeerde mijn tranen te bedwingen en liep nonchalant naar de zoete gele citroenen uit mijn jeugd. Ik pakte er een op en bracht hem naar mijn neus, waarbij de milde, onmiskenbare geur een herinnering opriep – ik was het limoo-shirin vergeten. Vergeten dat het bestond. Ik ging bijna kapot.
Thuis komen
Ik heb Iran ruim dertig jaar geleden verlaten en ben sindsdien niet meer terug geweest. Ik ga wel regelmatig naar de Iraanse supermarkt in Amsterdam en neem van alle lekkernijnen mee naar huis. Ik doe dat maar spaarzaam, bang dat ze op een dag niet meer zouden zijn. Vanwege de slopende Amerikaanse sancties mogen steeds minder Iraanse goederen worden verkocht. Producten in Iraanse supermarkten worden geïmporteerd uit andere landen in het Midden-Oosten. Zo ben ik een paar weken terug verrast door een vriendin uit Syrië. Zij had voor mij Gojeh sabz (Sour Plums), van een Turkse winkel, gekocht en meegenomen. Ik heb ze direct opgegeten. Het was een moment van thuis komen.